De mondkapjes liggen klaar. Binnenkort moet ik het OV in. Ik ben benieuwd hoe dat gaat zijn, alleen elkaars ogen te zien. In bedrijven wordt hard gewerkt aan het inrichten van kantoorruimtes op een manier waardoor het virus geen vat op ons kan krijgen. Doorzichtige schermen, eenrichtingsverkeer, cirkels rond bureaus, mensen en oppervlakken niet aanraken.
We gaan leven zonder handen.
We kunnen alleen nog kijken, praten, schrijven en luisteren. Daar zullen we onze behoefte aan nabijheid vorm mee moeten geven.
We gaan daar vast creatief in worden: een hand op ons hart als begroeting, onze blik die de ogen van de ander net iets langer vangt, met aandacht gekozen woorden om iemand een hart onder de riem te steken.
Laten we er een groot experiment van maken. We kunnen dan wel geen high five meer geven om iets te vieren, geen arm om de schouder slaan, geen koffie voor een ander halen, wat we wél kunnen is de ander zien, luisteren naar haar of zijn verhaal, iets geks bedenken om een videogesprek een twist te geven. Onze humor, onze aandacht, onze aanmoediging, het is er allemaal nog en kan nieuwe vormen vinden.
‘Geef elkaar de ruimte’ is een betere slogan dan ‘houdt afstand’.
Elkaar de ruimte geven gaan we letterlijk doen door op anderhalve meter van elkaar te blijven, maar als we elkaar nu ook figuurlijk de ruimte geven, winnen we misschien nog iets uit deze crisis. Ruimte voor het verhaal, de emoties en de ideeën van de ander.
Het bijzondere is dat je door de ander de ruimte te geven, je meer nabij bent dan wanneer jij de ruimte opeist. Wat minder ruimte némen en wat meer ruimte géven lijkt mij wel een mooi experiment de komende tijd.
Heidi Jansen