
We zijn massaal weer begonnen met werken, na de zomervakantie. En, iedereen die ik afgelopen twee weken heb gesproken, als collega, in coaching, teamontwikkeling zei dat die geen zin had te werken. Bij de één ging het zo ver dat die zich afvroeg waar die eigenlijk mee bezig was, een ander werd boos over de werkdruk. “Laat ze maar een ander gek hiervoor zoeken!” En weer een ander kon zich amper concentreren en was echt moe aan het einde van de dag.
Deze massale tegenzin heeft iets moois. Het is geen taboe, nadat je hebt verteld over de vakantie, toe te geven dat je geen zin in werken hebt. Iedereen lijkt in hetzelfde schuitje te zitten en begrijpt het. Je mag er vrijuit over praten.
Wél is er verschil waar de tegenzin door komt. De één ergert zich aan de werkdruk, de ander merkt dat die het niet meer kan opbrengen weer mee te doen (“wat doe ik hier?”). En een ander ziet er tegenop om weer (te) veel tijd aan werk te gaan besteden.
Na-zomer-tegenzin heeft een bijzondere potentie. Anders dan de goede voornemens na de kerstvakantie zijn de emoties namelijk vaak heftiger: boosheid, verdriet of angst komt niet zelden voor. Daardoor zit er ook meer kracht in om er iets mee te doen, groot of klein. Je werkplek anders inrichten, op een andere manier met je collega samenwerken of op zoek gaan naar een andere baan.
Als je ervoor zorgt dat de tegenzin niet overwaait maar er iets van aanpakt wordt de tegenzin zinvol. Als het goed is, al is het een klein patroon, blijft er altijd iets hangen.
PS Ook bij Waai hebben we ‘de draad’ weer opgepakt. En ja, ook wij zijn mensen en hadden er even niet zo veel zin in.